Ochtendwerk 1036:
Seven sentences and a rose

De dichter keek eens goed naar zijn overvolle asbak, zijn bodempje whiskey, zijn gordijnen die al dagen gesloten waren. Zeven zinnen had hij geschreven in zeven dagen. Goede zinnen, dat wel, beslist geen rommel. Hij had veel geschrapt. De kaalheid van de zin moest het doen, liever geen bijvoeglijke naamwoorden. Wat maakte het uit of de roos wit of rood of verwelkt was. Een roos is een roos is een roos.

En trouwens, hij moest niets hebben van rozen in gedichten. Overgewaarde bloem, niet te gebruiken.

Eigenlijk zou hij liever zonder rommel willen werken. Een glaasje water, een uitzicht, een frisse adem. Hij had het wel eens geprobeerd, maar werd er een nare man van. Altijd boos. En als je boos bent kun je geen gedichten schrijven. Of alleen maar gedichten waarin rozen grossieren.

Zeven zinnen, niet veel, maar meer dan zes. Dat wel.