Je hebt ze, van die vriendelijke der vriendelijke. Dat je toch niet zeker weet, dat je je ongemakkelijk voelt bij. Giotto is er zo’n eentje. Eerst denk je, daar zit geen kwaad bij. Maar dan kijkt hij je ineens zo aan, dan ga je dus twijfelen. Wat zit er achter die aardigheid. Welk moeras bevindt zich onder het plaveisel van die glimlach?
Giotto heeft ook nog eens zijn gezicht mee, een gezellig, opgeruimd gezicht. Een gezicht waar je wel een dagje mee wil doorbrengen.
Maar je zit te wachten, elke dag opnieuw. Op de venijnigheid, het addertje, de steek. En iedere dag dat deze niet komt weet je, morgen is de kans groter, want eens zal hij zijn ware aard laten zien en het zal iets bevestigen nee sterker nog het zal een opluchting zijn. Want geen eland kan alleen maar aardig zijn. Dat is een ding dat zeker is. Zelfs Giotto niet.