Ochtendwerk 1327
A day at the shore

Zij weet een plekje waar niemand komt. Daar zet ze haar parasol op en ook al gaat ze er niet onder zitten: Het is voor haar een afbakening van de plek.
Ze kijkt naar de zee. Ze volgt de golven naar het einde toe. Soms loopt ze naar de branding en laat die over haar voeten stromen. Op en af, op en af.
Mag ze gelukkig zijn?
Het lijkt erop alsof het allemaal lukt. Dat ze het leven leidt dat ze voor zich zag. Een liefdesleven dat zowaar potentie heeft.
Ze moet er alleen nog zelf in willen geloven. Alles in haar stribbelt tegen. Alsof geluk iets vreemds is, iets wat ze niet heeft zien aankomen, waar ze niet mee overweg kan.
Mag het wel?