Zoals altijd begon de hobby met een enkel diertje. Een klein knagertje. Maar het kleine knagertje voelde zich alleen, dus moest er een vogeltje bij, een wadlopertje.
Hoewel de man zichzelf zag als een rationele beslisser, lag hij toch in bed te peinzen over zijn lichaam. Twee beestjes. Net niks, je moet het gevoel hebben dat het krioelt, dat het een samenkomst is, een vriendelijk protest wellicht. De beestjes vormen een groep, ook al zijn ze uniek. Zo ging hij de volgende dag naar de shop.
“Ik wil een zwerm, een kudde, een bosrevolte, een overeenkomst in verscheidenheid. De opkomst der kleine diertjes, ik wil dat mijn lichaam een humuslaag is, een bosbroedplaats”, zo sprak hij tot de man van de shop.
En zo geschiedde.