Soms zei hij het wel eens. Ik zit tussen twee banen in. Of ook wel, ik zit tussen twee geliefdes in. Laatst nog, ik zit even tussen twee huizen in. Het was altijd beter dan werkeloos, radeloos of dakloos.
Hij had al snel bedacht dat de wereld niet om hem draaide, maar dat de wereld gewoon draaide zonder dat de wereld ook maar ene zier om hem gaf, dat had hij niet zien aankomen.
De wijsgeer die hem had verteld dat het draaien van de aarde alleen plaatsvindt omdat wij collectief moeite doen voor elkaar was hij allang uit het oog verloren. Die stond bij de dronkelappen bij het vuur. Hij ook, maar bij een ander vuurtje.
Ik zit er tussenin, dacht hij. Bij alles. Tussen het wal en het schip, tussen hemel en aarde, tussen hangen en wurgen. Het was niet anders. Tussen de mensen, waar niemand hem zag.