Natuurlijk was de maecenas dolverliefd op de turner. Hij zag hem graag trainen, de spieren opgebold in het lycra.
De turner wist niet van het bestaan van de weldoener. Die geldstromen gingen via een fonds en daar zat nog een net huppeldepup bestuurtje overheen waardoor de mecenas rustig anoniem op de tribune kon zitten.
De carrière van de turner was dankzij zijn financiële ondersteuning goed op gang gekomen. Totale focus op de sport. Hij zag het graag, hij zag de turner graag winnen, zijn lach, zijn overwinningsroes.
Het fonds ter ondersteuning van de professionele sporter was enkel en alleen bedacht als constructie om de liefde van de mecenas voor de turner te ondersteunen. Door geld te geven gaf de weldoener liefde. Dat was zijn manier. Hem aanspreken zou hij nooit durven. Als de turner zou weten dat het enkel om verliefdheid zou gaan en niet zoals in de brief stond: “omdat wij vertrouwen hebben in de potentiële toekomst van een internationale carrière….”, dan zou alles kapot zijn. Dat mocht nooit gebeuren.
Het hoogst haalbare was de tribune, zo onopvallend mogelijk.